Abraham is een van de meest fundamentele karakters van het Oude Testament die ons helpt om het Evangelie te begrijpen. Hij leefde 4000 jaar geleden en reisde van wat nu Iraq heet naar wat nu Israel heet. Het verslag in de Bijbel is erg oud maar toch wordt het geregeld ondersteund door archeologische opgravingen als feitelijke geschiedenis. In de 17000 Elba Tabletten die ontdekt zijn in 1975-6 in noordelijk Syrië, 4200 jaar oud, worden Sodom, Gomorra, Admah, Zeboiim en Zoar, vermeld als “Steden van de Vlakte”, dezelfde namen en beschrijvingen die gebruikt worden in Genesis 13:3 & Genesis 14:2 – de plaatsen waar Abraham zijn tenten opsloeg. Zodoende hebben we echt wel reden om te geloven dat dit verslag historisch is. Dit verslag van Abraham is samengesteld door Mozes rond 1500 vóór Christus, een paar honderd jaar nadat Abraham leefde. In moderne archeologie hechten we veel waarde aan mondelinge overlevering (‘verhalen’).
Zo wil ik kijken naar een bekend gedeelte van het verslag van Abraham, waar God hem vraagt om zijn enige zoon Isaäk te offeren, de beloofde zoon van zijn ouderdom, die volgens Joodse overlevering inmiddels in de dertig was, op wie Abraham jarenlang op gewacht had, en op wie alle hoop voor de toekomst rustte.
Op dit moment in zijn leven wordt Abraham op de proef gesteld zoals nooit tevoren en dit geeft ons een blik door een ‘ruitje` naar het Evangelie. Ik raad u sterk aan om in Genesis het hele verslag van de beproeving, en het voorgenomen offer van zijn zoon Isaäk hier te lezen.
Het offer, kijkende naar de toekomst
We kunnen zien aan het verslag dat dit een proef was voor Abraham, maar het is ook voor ons geschreven. En om dit te `zien` moeten we enige waarnemingen in dit verslag op een rij zetten. Hier volgt een belangrijk gedeelte van het verslag:
Abraham keek op en zag een ram die met zijn horens in het struikgewas verward zat; Abraham greep de ram en offerde het als brandoffer op het altaar in plaats van zijn zoon. Abraham gaf die plaats de naam ’Jahweh draagt zorg’ (de Heer zal voorzien). Daarom wordt ook nu nog gezegd: Op de berg van Yaweh wordt zorg gedragen’. (Op de berg van de Heer wordt het voorzien) (Genesis 22:13-14)
Merk op welke naam Abraham geeft aan de plaats van de beproeving. Hij noemde het “de Heer zal voorzien”. De vraag die wij moeten stellen is: ‘Is die naam in het verleden, in de tegenwoordige tijd, of in de toekomstige tijd?’ Het is duidelijk in de toekomstige tijd. Het kommentaar dat volgt maakt dat zelfs duidelijker (wat Mozes er in gezet heeft toen hij dit verslag in de Torah samenstelde zo ongeveer 500 jaar later) herhaalt: ”…het wordt voorzien”. Dit is weer in de toekomstige tijd en is daarom gericht op de toekomst. Maar de ram is brandoffer in vers 13 en dus de benaming gebeurt pas nadat de ram is geofferd in plaats van Isaäk. Velen die dit verslag lezen, denken dat Abraham, toen hij de plaats een naam gaf, het heeft over de ram die in het struikgewas verward zat en die hij offerde in plaats van zijn zoon Isaäk. Maar toen Abraham de plaats een naam gaf, was de ram al dood, geofferd en verbrand. Als Abraham aan de ram dacht die al dood, geofferd en verbrand was – dan zou hij geschreven hebben: “…de Heer heeft voorzien”, in de verleden tijd dus. En Mozes, toen hij dacht aan de ram die de plaats van Abraham’s zoon Isaäk innam, zou gezegd hebben ’daarom wordt ook nu nog gezegd “Op de berg van de Heer werd voorzien”. Maar zowel Abraham als Mozes geven de naam in de toekomstige tijd en ze denken dus niet aan een reeds dood en geofferd ram.
Waar het brandoffer plaats vond
Waar gaat dit dan om? Als we zoeken naar een aanduiding of teken dan zien we dat de plaats waar God Abraham naartoe stuurde, het begin van dit Teken was:
Toen zei God, “Neem uw zoon, uw enige zoon, Isaäk, die ge lief hebt en ga naar het land van Moria. Offer hem daar op als brandoffer op een van de bergen, die ik u aanwijs”. vers:2
Dit gebeurde dus in ‘Moria’. Maar waar is dat? Ofschoon het een wildernis was in de tijd van Abraham (2000 voor Christus), heeft Koning David duizend jaar later (1000 vC) de stad Jeruzalem daar gevestigd. Zijn zoon Salomo bouwde er de eerste Joodse tempel. Later in de historische boeken van het Oude Testament lezen wij:
Toen begon Salomo met de bouw van de Tempel van Jahweh in Jeruzalem op de berg Moria, waar Jahweh aan zijn vader David verschenen was ( 2 Kronieken 3:1)
Met andere woorden, ‘de berg Moria’ was in de tijd van Abraham, een geisoleerde bergtop in de wildernis. Maar 1000 jaar later, dank zij David en Salomo werd het de centrale hoofdstad van de Joden en Israelieten, waar zij de Joodse tempel bouwden. En tot de dag van vandaag is het een heilige plaats voor de Joodse mensen.
Jezus en het brandoffer van Abraham
En hier vinden we een direct verband met Jezus en het Evangelie. We zien dit verband als we een van de titels die Jezus toekomt nader bekijken. Jezus had veel titels die met hem geassocieerd werden. Misschien is de meest bekende titel van Hem wel ‘Christus’. Maar er is een andere titel aan hem gegeven die opvalt. We zien dit in het Evangelie van Johannes, als Johannes de Doper zegt:
De volgende dag zag Johannes (de Doper) Jezus naar hem toe komen en zei: “Zie het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt. Deze is het waarvan ik zei: Na mij komt een man die er eerder was dan mij, want Hij was er al voordat ik geboren was’”.(Johannes 1:29-30)
Met andere woorden, Jezus was ook bekend als ‘Het Lam Gods’. Kijk nu naar het einde van Jezus leven. Waar werd hij gearresteerd en gekruisigd? Het was in Jeruzalem (zoals wij gezien hebben op dezelfde ‘berg Moria’). Het wordt duidelijk gezegd gedurende zijn arrestatie:
Toen hij [Pilatus] vernam dat Jezus uit het machtsgebied van Herodus kwam stuurde hij Hem naar Herodus, die in die dagen eveneens in Jeruzalem verbleef. (Lucas23:7)
Met andere woorden, de arrestatie, rechtzaak, en veroordeling van Jezus gebeurden in Jeruzalem (waar de berg Moria is). De Romeinse historicus Tacitus erkende de plaats van Jezus` kruisiging als `Judea`, de Romeinse provincie waarvan Jeruzalem de hoofdstad was. Hij schrijft:
`….Christus, de grondlegger van de naam, werd gedood door Pontius Pilatus, procurateur van Judea in de regio van Tiberius; maar het fatale bijgeloof, een tijd lang onderdrukt, brak weer los, niet alleen door Judea…`(Tacitus. Annals XV.44. Hij was een Romeinse geschiedschrijver die dit schreef in 116 AD)
Dus de dood van Jezus wordt in Judea geplaatst door niet-Bijbelse geschiedkundigen, en dat is overeenkomstig de Evangelieën die het in Jerusalem plaatsen. De plaats van de terechtstelling van Jezus werd niet zo maar verzonnen door de Evangelieschrijvers om het te laten passen bij het verhaal van Abraham.
Laten we terugkeren naar Abraham. Waarom zette hij de plaats in de toekomstige tijd “de Heer zal voorzien”? Hoe kon hij weten dat er daar iets `voorzien`zou worden in de toekomst, dat een exact spiegelbeeld zou zijn van het drama dat hij zelf meemaakte op de berg Moria? Denk er eens over na: in dat drama wordt Isaäk gespaard voor de dood omdat het lam in zijn plaats gedood wordt. Twee duizend jaar later wordt Jezus het `Lam Gods’ genoemd en wordt gearresteerd en sterft op precies diezelfde plaats – zodat jij en ik kunnen leven! Zowel Abraham als Mozes beweren dat God het aan hen had geopenbaard.
Een Goddelijke Geest Openbaart Zichzelf
En het lijkt er inderdaad op dat er een Geest is die deze twee gebeurtenissen, 2000 jaar in tijd gescheiden, aan elkaar koppelt.
Maar wat dit zo uniek maakt, is dat de eerste gebeurtenis verwijst naar de tweede gebeurtenis 2000 jaar later. We weten dat de eerdere was opgezet om naar de latere te verwijzen, omdat zowel Abraham als Mozes de naam gaven: “De Heer zal voorzien” kijkend naar de toekomst. Het voorbeeld illustreert hoe de gebeurtenissen uit het verleden zinspelen op die van de toekomst, zo gearrangeerd om ons aan het laatste gebeuren te doen denken.
Goed Nieuws voor jou en mij
Deze uitleg is ook treffend om een meer persoonlijke reden. Aan het einde van het gesprek verklaart God aan Abraham dat
”…in uw nageslacht zullen alle volken der aarde worden gezegend, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd ”. (Genesis 22:18)
Als je tot een van de volken van de aarde hoort (en dat doe je) dan zul je hier aandacht aan moeten besteden, want de belofte is dat je een zegening van God zelf krijgt! Zelfs de mogelijkheid van een zegening van God, zou ons moeten bewegen om dit verder uit te willen zoeken.
Maar hoe wordt deze zegening gegeven? Om te beginnen, het woord ‘nageslacht’ is hier enkelvoudig. Het is niet ‘nageslachten’ zoals in vele afstammelingen of volken, maar enkelvoudig zoals ‘hij’, en niet door vele mensen of groepen van mensen zoals in ‘zij’. En nogmaals, dit wijst op ‘iemand uit uw nageslacht’, naar Jezus, die afstamt van Abraham. En net zoals de ram Isaäk redde van de dood door in zijn plaats te sterven, zo redt ‘het Lam van God’, ons van de dood door zijn eigen dood. Dat het Goede Nieuws van het Evangelie vooraf is aangekondigd sluit de mogelijkheid van toeval uit in het verhaal van het offer van Isaäk op de berg Moria, dezelfde plaats waar 2000 jaar later het ultieme offer werd gebracht.
En het is niet alleen in het verhaal van Abraham waar dit gebeurt, we zien het ook in het Pascha (het Paas-) verhaal van Moses in Egypte – een van de bekendste verhalen in de Bijbel.