In mijn eerdere artikel hebben we gezien dat Abraham de status van volstrekte gerechtigheid kreeg, gewoon door te geloven. Dit wordt verklaard in een korte zin:
Abram geloofde de Heer en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. (Genesis 15:6)
Geloof gaat niet over het bestaan van God
We gaan nu bekijken wat het betekent dat Abraham ‘geloofde’. Veel mensen die ik spreek denken dat ‘geloven’ betekent ‘geloof in het bestaan van God’. Hoe vaak heb ik niet gehoord “O, ik geloof in God”– in de betekenis “Ik geloof dat God bestaat”. Op een of andere manier denken we dat God aangegrepen en verblijd is als we zijn bestaan erkennen. Maar het feit is dat de Bijbel daar veel minder uitbundig over is. Geschreven staat:
U gelooft dat er slechts één God is? Uitstekend! Ook de demonen geloven dat, en sidderen! (Jacobus 2:19)
Volgens de Bijbel, plaatst ‘gewoon maar geloven dat God bestaat’ ons gelijk met demonen, duivels. Het wordt overgelaten aan jezelf hoeveel zekerheid je daar uit wilt halen. Nu is het waar dat Abraham geloofde in het bestaan van God, maar dat is helemaal niet het doel van deze ontmoeting. De realiteit die Abraham het hoofd biedt was dat hij geen zoon had terwijl hij meer dan 80 jaar oud was. In het gesprek met God, zoals hij dat meerdere keren had gevoerd, had God beloofd dat Hij hem een zoon zou geven. Het was die belofte die Abraham voort duwt naar een Kruispunt van Besluit. Zijn keuze was niet het wel of niet geloven in het bestaan van God, maar of hij die bepaalde belofte die deze God had gegeven zou geloven – of niet. En met dat besluit koos Abraham om te geloven. Hij vertrouwde dat God de belofte aan hem in vervulling zou brengen. Geloof in dit verhaal is synoniem met vertrouwen. Abraham verkoos in deze zaak om op God te vertrouwen, die zo erg belangrijk was voor hem – en die er als je alleen oppervlakkig kijkt niet erg hoopgevend uit zag.
Dus besloot Abraham om de belofte van een zoon te geloven. In ruil daarvoor gaf God hem meer dan de belofte. Hij gaf hem – de uitdrukking die gebruikt wordt is ‘krediteren met’ of ‘rekenen tot’ – gerechtigheid. Uiteindelijk kreeg Abraham allebei, de volbrachte belofte (een zoon uit wie een grote natie zou groeien) samen met gerechtigheid er zomaar aan toegevoegd, bijna als een nagedachte.
Gerechtigheid – niet uit onze verdiensten of inspanningen
Ik heb het voorrecht gehad te horen van mensen van veel verschillende religies en filosofieën. Wat ik erg opmerkelijk vind is dat, zelfs als hun theologieën erg uiteenlopen, bijna iedereen waar ik mee speek of waarover ik lees in de veronderstelling leeft dat gerechtigheid wordt verworven door onze verdiensten, of verdiend wordt door specifieke inspanningen, ascetische zelfopoffering of ‘goed’ gedrag. Ons motief is, dat ‘meer goede dan slechte dingen’ doen, of een bepaalde of hoeveelheid ‘religieuze goedheid’ te hebben, ons waardig maakt om gerechtigheid te verdienen. Deze logica heb ik uitgedrukt gezien door Boeddhistische vrienden in Thailand, Hindoes in India, Moslims over de hele Moslimwereld, door Katholieken, Protestanten, en zelfs degenen die gewoon in ‘een Hogere Macht’ geloven – iedereen over de hele wereld leeft van nature bij dit credo. Eens interviewde ik een theologiestudent die een seminarie had verlaten: hem was verteld dat de balans tussen onze verdiensten en zonden bepaalde of we gerechtvaardigd zijn.
Maar Abraham ‘verdiende’ gerechtigheid niet; het was hem ‘gekrediteerd’ of ‘gerekend tot’. Nu dan, wat is het verschil? Wel, als iets ‘verdiend’ wordt, werk je ervoor — het komt je toe. Het is hetzelfde als loon krijgen voor gedane arbeid. Maar als iets aan jou gekrediteerd wordt, dan wordt het je gegeven. Zoals een geschenk gewoon gegeven wordt, het is niet verdiend, maar wordt gewoon ontvangen.
Deze discussie van Abraham weerlegt het gemeenschappelijke begrip dat we over gerechtigheid hebben, aan de ene kant denkend dat geloven het bestaan van God erkent, of anderzijds dat gerechtigheid wordt verworven door genoeg goeds te doen of religieus te zijn. Dit is niet hoe Abraham het zag. Hij besloot heel simpel de belofte om te geloven die aan hem gedaan was.
Het geloof van Abraham : Hij waagde zijn leven erop
Kiezen om te geloven in de belofte van een zoon was misschien eenvoudig, maar zeer zeker niet gemakkelijk. Abraham had zomaar deze belofte kunnen negeren door de tegenwerping te maken, dat als God echt het verlangen had en de macht om hem een zoon te schenken, dat Hij dat allang gedaan zou hebben. Abraham en Sarah (zijn vrouw) waren immers oud – ver boven de leeftijd om kinderen te kunnen krijgen. Terugkijkend, toen hem voor het eerst ‘een Grote Natie’ beloofd werd, was Abraham al 75 jaar oud. Als antwoord daarop verliet hij zijn geboorteland en ging naar Kanaän. Er gingen vele jaren overheen, en Abraham en Sarah werden erg oud en ze hadden zelfs nog niet één kind – laat staan een natie! “Waarom heeft God ons nog geen zoon gegeven als hij dat inderdaad kan doen”? zal hij zich afgevraagd hebben. Anders gezegd, hij geloofde de belofte van een komende zoon zelfs al had hij waarschijnlijk onbeantwoorde vragen over deze belofte. Hij geloofde de belofte omdat hij op God vertrouwde – die hem de belofte gedaan had – zelfs al begreep hij niet alles van deze belofte, noch wist wat God van plan was.
Geloof in de belofte eiste actief wachten. Zijn hele leven werd zeg maar onderbroken terwijl hij in tenten in het Beloofde Land van Kanaän woonde, (vele jaren) wachtende op het komen van de beloofde zoon. Het zou veel gemakkelijker zijn geweest om de belofte weg te redeneren en terug te gaan naar de beschaving in Mesopotamië (in het huidige Irak) dat hij vele jaren geleden verlaten had, het land waar zijn broer en zijn familie nog steeds woonden. Abraham moest met de moeilijkheid leven van steeds in de belofte blijven geloven – elke dag weer – gedurende vele jaren, terwijl hij wachtte op de steeds meer onwaarschijnlijke vervulling van de belofte. Zijn vertrouwen in de belofte was zo groot dat het voorrang gaf aan alle normale doelen in het leven — zekerheid, comfort en welzijn. Het leven vanuit het vooruitzicht van de belofte was In zekere zin het versmaden van de normale doelen in het leven. Geloven in de belofte laat beiden, het vertrouwen in, en de liefde voor God zien. Hij had kunnen kiezen niet te geloven en terug te gaan naar het land waar hij vandaan kwam. Hij had de belofte in de wind kunnen slaan terwijl hij toch in het bestaan van God geloofde en doorging met zijn gebeden en het helpen van andere mensen. Maar dan zou hij alleen zijn religie onderhouden en het zou hem niet tot gerechtigheid gerekend zijn.
Daarom ging hij ‘dieper geloven in de belofte’ dan het gewoon maar ‘aannemen’. Abraham moest zijn leven, zijn handelingen en zijn veiligheid, hier en nu, en alle hoop op de toekomst op het spel zetten voor deze belofte omdat hij geloofde. Hij was actief en gehoorzaam aan het wachten. Dit was de manier van Abraham.
Abraham: Het voorbeeld voor ons – om ook beloften te geloven
De rest van de Bijbel behandelt deze ervaring als een Teken voor ons. Abrahams geloof in de belofte van God en de uitlopende toerekening van gerechtigheid, is een voorbeeld voor ons tot navolging. Het hele Evangelie is gebaseerd op beloften die God aan een ieder van ons geeft. Deze beloften zijn niet hetzelfde als de specifieke beloften aan Abraham voor een zoon. Maar het zijn toch beloften, en zoals gedaan aan Abraham, brengen ze ons tot het kruispunt van een besluit. Geloven (vertrouwen) we in deze beloften of niet?
Over welke beloften hebben we het? Hier volgen er enkelen:
Aan diegenen die Hem aannamen, heeft Hij de macht gegeven om kinderen te worden van God: aan hen die geloven in zijn naam. Niet langs wegen van het bloed, niet door de begeerte van het vlees of door menselijk streven, maar uit God zijn geboren. (Johannes 1:12-13)
“Waarachtig, Ik verzeker u: wie naar mijn woord luistert, wie Hem gelooft die Mij gezonden heeft, bezit eeuwig leven.” Voor hem is er geen oordeel meer: hij is al overgegaan van de dood naar het leven. Waarachtig, Ik verzeker u: er komt een uur, ja het is er al, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die ernaar luisteren zullen leven. (Johannes 5:24-25)
Ik ben de deur; wie door Mij binnenkomt zal gered worden: die kan vrij in- en uitgaan en zal weidegrond vinden. Een dief komt alleen maar om te roven en te slachten, en om verloren te laten gaan; Ik ben gekomen opdat ze leven mogen bezitten, en wel in overvloed. (Johannes 10:9-10)
“ Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”. (Matteüs:28-30)
Want het loon van de zonde is de dood, maar de gave van God is het eeuwig leven in Christus Jezus onze Heer. (Romeinen 6:23 – zie artikel uitleggen van dit vers)
De lijst is lang en ik kan ermee doorgaan. Maar het gaat erom, dat dit beloften zijn en deze worden gegeven oftewel door Jezus of in zijn naam – aan u en aan mij. Zoals Abraham kunnen we kiezen om in deze beloften te geloven – of niet. Zoals Abraham, om in deze beloften te geloven, betreft en vereist het je hele leven. Ieder zal de normale levensdoelen en aspiraties onderdanig moeten maken aan deze beloften. Mentale instemming met deze beloften is niet wat het Evangelie van ons verlangt. Ook niet het geloof in het bestaan van God, of moedige en goedbedoelde inspanningen om het ‘waardig zijn’ te verdienen. Als je in deze beloften gelooft, zodanig dat je je leven ervoor zou geven, dan wordt het jou ook tot gerechtigheid gerekend. En deze zullen je op dezelfde geloofsreis zetten die Abraham eens begon. Voor deze reis betaalt God de prijs, terwijl wij ieder krediet ontvangen voor gerechtigheid. Dit was de verwachting van het daaropvolgende offer van Abraham.
Hoewel Abraham in een ander tijdperk leefde, met andere gewoonten en rituelen is hij toch een voorbeeld voor ons. De belofte aan Abraham die letterlijk, historisch en verifieerbaar vervuld is, staat overeind als een baken, en geeft weer dat wij geen stommelingen zijn om te vertrouwen in hetgeen wat wij uiteindelijk niet kunnen behouden (dit leven) om dat te verwerven wat we niet kunnen verliezen (de beloften om eeuwig te leven).